Rechter: huurders hebben instemmingsrecht warmtekosten
Bron: Woonbond
13 juli 2017
Verhuurder Dellta Lloyd had huurders mee moeten laten beslissen over de verdeling van warmtekosten. Dat blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank in Den Haag. De Huurdersvereniging Klaverhof was hierom naar de rechter gestapt.
De zaak ging over het instemmingsrecht van een huurdersorganisatie bij de verdeling van de warmtekosten na de invoering van de Warmtewet. De Warmtewet regelt de consumentenbescherming van consumenten die gebruik maken van een collectieve warmtevoorziening, zoals bijvoorbeeld blokverwarming.
Verdelen van de kosten
De Warmtewet stelt een maximum tarief voor warmtelevering, maar er is daaronder voldoende ruimte om afspraken te maken over de verdeling van de kosten, aldus de Rechtbank. Binnen de wettelijke kaders van de Warmtewet is er ruimte voor het maken van eigen keuzes. Zonder individuele gigajoulemeter of radiatormeters dient een leverancier gebruik te maken van een manier van kosten verdelen die voor alle gebruikers inzichtelijk is. De Overlegwet bepaalt dat huurdersorganisaties instemmingsrecht hebben over verandering van beleid bij servicekosten. Het gaat hier immers over kosten die volledig door huurders worden betaald, dus mogen ze ook meebeslissen over hoe dat geregeld wordt.
Huurders beslissen mee
Voorzitter Jaap Houtkoop van de Huurdersvereniging Klaverhof is tevreden over deze uitspraak “De verhuurder heeft de Warmtewet aangegrepen om geheel zelf de systematiek van de afrekening van de warmtekosten te bepalen. Dat pakte voor sommige huurders slecht uit. Nu blijkt dat wij daar vanaf het begin in 2014 over hadden moeten meebeslissen.” Daarnaast weigerde Delta Lloyd ten onrechte inzage te geven in de achterliggende facturen.
Wijziging servicekostenbeleid
De uitspraak is een bevestiging van het standpunt van de Woonbond, dat er wel degelijk sprake is van een wijziging van servicekostenbeleid wanneer de verhuurder op grond van de Warmtewet overgaat tot een andere manier van verdelen van de servicekosten. De Huurcommissie had eerder de verhuurder in het gelijk gesteld, maar daar was de Rechtbank Den Haag het dus niet mee eens. Tegen de uitspraak van de rechter is geen beroep meer mogelijk.